Variabelen in opvolgacties

In verschillende boxen in een opvolgactie kun je testen op profielwaardes of kun je profielen aanmaken of bijwerken. Hiervoor kun je hardgecodeerde waardes invoeren, zoals "Amsterdam" of "Groningen", maar je kunt ook variabelen gebruiken. Hierdoor wordt je opvolgactie wat dynamischer, bijvoorbeeld omdat je kunt verwijzen naar de link die is aangeklikt, of naar de gegevens van de persoon die de opvolgactie heeft geactiveerd.

In tegenstelling tot smarty personalisatievariabelen, zijn de variabelen in opvolgacties wat minder makkelijk te herkennen. Als je een gewone waarde invoert, zoals een gewoon woord of getal, dan wordt dat als letterlijke waarde gebruikt, maar als de waarde die je invoert op een variabele lijkt, dan wordt de bijbehorende waarde gebruikt. Dit is het geval als je een string invoert zoals "profile.fields.veldnaam" in plaats van een waarde zoals "Culemborg".

Beschikbare variabelen

In veel boxen van een opvolgactie heb je de beschikking over deze variabelen. Op plekken waar je de waarde van een veld moet invoeren, kun je ook één van deze variabelen gebruiken:

  • profile.fields.veldnaam
  • profile.interests.interesse
  • profile.data.variabele
  • subprofile.fields.veldnaam
  • subprofile.data.variabele
  • destination.fields.veldnaam
  • destination.interests.interesse
  • destination.data.variabele
  • trigger.variabele

De profile en subprofile variabelen verwijzen naar het actuele profiel en subprofiel in de opvolgactie. Alle velden van het profiel of subprofiel zijn benaderbaar via profile.fields.veldnaam en subprofile.fields.veldnaam. Interesses zijn ook benaderbaar, via de variabele profile.interests.interessenaam. Interesses zijn boolean (true/false) waardes. Als je tijdens het maken van de opvolgactie nog niet weet of deze toegepast gaat worden op profielen of subprofielen, kun je ook destination gebruiken. Dit is een alias voor het subprofiel of profiel, afhankelijk welke beschikbaar is.

Naast velden en interesses, kun je ook data benaderen. Dit zijn vrije variabelen die je aan een profiel of subprofiel kunt koppelen die alleen binnen opvolgacties beschikbaar zijn, en die je dus niet elders in Marketing Suite kunt uitlezen of bewerken.

Tenslotte is er een trigger variabele. Hier staan alle gegevens in van de trigger van de opvolgactie. Welke eigenschappen een trigger precies heeft is afhankelijk van de oorzaak van de opvolgactie (de eigenschappen zijn bijvoorbeeld anders bij opvolgacties naar aanleiding van een klik, dan bij opvolgacties naar aanleiding van een bounce). In zijn algemeen geeft de trigger-variabele je toegang tot de aangeklikte link, het IP adres van de bezoeker, de foutcode, enzovoort. Klik hier voor meer informatie over beschikbare triggers.

Variabelen veranderen gaandeweg de opvolgactie

De profile en subprofile variabelen verwijzen naar het huidige profiel van de opvolgactie. Meestal is dit het profiel of subprofiel dat de opvolgactie heeft veroorzaakt (bijvoorbeeld de persoon die op de link heeft geklikt, of de mail heeft geopend). Als gaandeweg de opvolgactie een nieuw profiel wordt aangemaakt, of als er binnen de opvolgactie een ander profiel is gevonden, dan kan deze variabele ook verwijzen naar dit nieuwe profiel.

In de eerste stappen van de opvolgactie kun je met de variabelen profile en subprofile dus de gegevens van het oorspronkelijke profiel benaderen, maar als er in de opvolgactie een stap staat om een nieuw profiel aan te maken, of om te zoeken naar een bijpassend profiel, dan verwijst de variabele profile in alle daaropvolgende stappen naar het nieuwe of gevonden profiel.

Als je in een latere stap alsnog wilt verwijzen naar het oorspronkelijke profiel, dan kan dit overigens wel. Maar hiervoor kun je dan niet meer de profile of subprofile variabele gebruiken, maar heb je de variabele trigger.profile of trigger.subprofile nodig. Deze variabelen blijven altijd verwijzen naar het oorspronkelijke profiel en subprofiel.

Een voorbeeld

Met behulp van deze variabelen kun je bijvoorbeeld een opvolgactie maken waarin je bij elke klik een veld in een profiel bijwerkt. Je kunt bijvoorbeeld het veld "laatste_pagina" overschrijven, en de nieuwe waarde instellen als trigger.link.url. Of je kunt het veld "aantal_kliks" overschrijven, en als nieuwe waarde profile.fields.aantal_kliks + 1 opgeven.

Je kunt deze variabelen ook in andere boxjes gebruiken, bijvoorbeeld bij het checken van een profiel. Je kunt bijvoorbeeld checken of het veld factuur_adres gelijk is aan profile.fields.woonplaats_adres.

Javascript

De variabelen worden geïntepreteerd door een javascript-context. Hierdoor kun je constructies gebruiken als profile.fields.aantal_kliks + 1 of trigger.link.url.substr(0, 10). Dit werkt echter alleen als de editor de ingevoerde waarde als javascript herkent.

Om onderscheid te maken tussen hardgecodeerde strings en javascript gebruikt de editor een trucje: bij de meeste waardes gaat de editor er van uit dat er hardgecodeerde waardes worden ingevoerd. Als je een gewone waarde invoert, bijvoorbeeld om het veld "woonplaats" te veranderen in "Amsterdam", dan wordt dit niet als javascript uitgevoerd. Alleen voor waardes die op javascript lijken wordt de javascript-context opgestart. Dit is het geval als de waarde begint met één van de bovengenoemde strings (dus bijvoorbeeld met "profile.fields." of met "subprofile.fields."). Hierdoor worden constructies als "profile.fields.aantal_kliks + 1" wel als javascript uitgevoerd, maar "1 + profile.fields.aantal_kliks" niet.

De javascript-engine die ten grondslag ligt aan de opvolgacties is krachtiger dan alleen voor het gebruik van variabelen. Je kunt dus veel meer dan alleen het plaatsen van een variabele. Het advies is echter om bij gewone boxjes zoals het aanmaken en bewerken van profielen het eenvoudig te houden. Maar als je wilt dan kun je ook hier alle features van de Copernica Javascript engine gebruiken.